Voeding Brandgans

Dieet

Voor watervogels zijn complete voeders op de markt verkrijgbaar. De meeste voeders zijn in bolletjes of korreltjes geperst. Vogels kunnen dan niet selectief gaan eten en krijgen alle voedingsstoffen binnen. In elke korrel die wordt gegeten, zit alles in dezelfde verhouding.
De voersoort is seizoensafhankelijk en leeftijdsafhankelijk. Voor volwassen vogels tijdens het broedseizoen, buiten het broedseizoen, voor jonge kuikens en iets oudere kuikens zijn aparte voeders ontwikkeld. In de winter mag eventueel graan worden bijgevoerd.
Er zijn vele merken watervogelkorrel verkrijgbaar. In duurdere producten zit vaak vis en garnalen verwerkt. Voor brandganzen kan het beste gekozen worden voor een voer van een hoge kwaliteit.
Ganzen hebben dagelijks behoefte aan groenvoer. Het beste is een kort gemaaide grasmat, waar de ganzen kunnen grazen. Wanneer de vogels geen gras ter beschikking hebben, kan bijvoorbeeld kleingesneden andijvie of wortel worden gevoerd.

Nutrienten behoefte

In het broedseizoen dient het voer een eiwitpercentage te bevatten van ongeveer 17 procent. Sommige fokkers vinden een eiwitpercentage van 22 procent beter. In de winter is 14 procent voldoende. Het voer dat aan de kuikens van de brandganzen gegeven kan worden, dient een eiwitpercentage te bevatten van ongeveer 35 procent.

Voedingsschema

Watervogels hebben een snelle stofwisseling. Dat betekent dat de ganzen de hele dag door dienen te kunnen eten. Brandganzen eten vaak een klein beetje. Twee keer per dag dient gecontroleerd te worden of de watervogels nog voldoende voedsel hebben. Brandganzen kunnen een paar uur zonder voedsel.

Voedingsplaats

Het voer kan in een voederautomaat gevoerd worden. Het voordeel hiervan is dat de ganzen dan voor een paar dagen tegelijk gevoerd kunnen worden. Een dagje van huis weg is dus geen enkel probleem. Een nadeel van voederautomaten is dat voer tussen randjes en kieren komt te zitten, waar het vochtig wordt en gaat schimmelen. Iets bewerkelijker, maar beter, is het voeren op een schotel, die dagelijks wordt schoongemaakt. De schotel staat op een ondergrond die makkelijk te reinigen is. Een mogelijkheid is om hiervoor een gaasbodem te ontwerpen, waar de voerschotel op staat. Voordat het oude voer op is, mag nooit nieuw voer gegeven worden. De oude korrels kunnen vochtig zijn geworden. Als die onderaan in de voerbak komen te liggen, zijn de korrels misschien beschimmeld, voordat deze gegeten worden. Het is niet goed voor de ganzen, indien dit voer dan nog gegeten zou worden. Het voer dient bij slecht weer altijd afgedekt te worden tegen de regen.

Handopfok

Zodra de ganzenkuikens uit het ei zijn gekomen, is het mogelijk om de dieren handmatig op te laten groeien.
De kuikens worden in een opfokbak geplaatst, die voor de eerste dagen een afmeting heeft van vijftig bij vijftig centimeter. Na een week mag de ruimte twee keer zo groot worden gemaakt. Makkelijk is om dat te realiseren door een tussenschot te verwijderen. De wanden dienen ongeveer vijftig centimeter hoog te zijn of er dient een deksel op de opfokbak te zitten. Anders kunnen de kuikens uit de bak springen. De wand mag niet te hoog zijn, want het is handig om kuikens in de uiterste hoeken van de bak te kunnen vangen. Kuikens mogen niet met teveel bij elkaar in één opfokbak worden geplaatst. Wanneer meer dan acht kuikens bij elkaar zitten, kunnen de kleinste kuikens verdrongen worden bij de voerbak. Ook de besmettingsdruk wordt steeds hoger als meer kuikens samen zitten.
De bodem van het droge deel van de opfokbak kan bestaan uit geplastificeerd gaas. Ontlasting en voer dat naast het bakje wordt gegooid, komt dan niet meer in contact met de kuikens. Onder de warmtelamp, de plaats waar kuikens veel zitten, dient een zeem, een doek of een mat van kunstgras geplaatst te worden. Dat is om te voorkomen dat kloofjes onder de voetzolen ontstaan, door het harde gaas. Deze zachte ondergrond dient regelmatig schoongemaakt te worden.
Om de kuikens van de nodige warmte te voorzien, kunnen warmtelampen opgehangen worden. De eerste dagen dient de temperatuur onder de lamp op kuikenhoogte ongeveer 36 °C te zijn. Over een periode van drie weken mag de temperatuur zakken naar 20°C. In de opfokruimte dienen steeds warme en koelere plaatsen te zijn. De kuikens kunnen dan zelf bepalen of de warmte opgezocht wordt. De omgevingstemperatuur dient gebaseerd te worden op het gedrag van de kuikens. Als kuikens allemaal onder de lamp liggen, is het wellicht te koud.
De kuikens kunnen bij goed weer, zodra de leeftijd van een paar dagen bereikt is, op een afgezet stukje gras lopen. Dan kan gras gegeten worden. Brandganzen hebben het niet snel koud, maar de jonge ganzen dienen wel uit de wind te kunnen zitten. Als het regent dienen de jonge vogels naar binnen gehaald te worden.
Van diverse merken voer is opfokkorrel verkrijgbaar. Er bestaan korreltjes die blijven drijven in water. Die zijn speciaal ontwikkeld voor de moeilijker te houden soorten watervogels. Doordat het drijft en beweegt op het water, eten de kuikens dit voer graag. Zodra de kuikens makkelijk eten, is het handig om over te schakelen op droog voer. Dan blijft het voer langer goed en wordt minder verknoeid.
De kuikens dienen regelmatig groenvoer gevoerd te krijgen. Het groenvoer kan bestaan uit gras of waterplanten, die indien nodig in kleine stukken gesneden te worden.
Zodra de kuikens twee tot vier weken oud zijn, kunnen de jonge watervogels naar een buitenperkje met een kleine vijver. Twee weken later mogen de ganzen op een grote vijver worden geplaatst.
Voor de jongste kuikens kan worden gekozen om enkele dagen geen zwemwater aan te bieden. De eerste dagen werkt de vetklier van de kuikens nog niet. Dat betekent dat het dons niet waterdicht is. Als de jonge brandganzen door de ouders grootgebracht worden, zijn de kuikens wel waterdicht. Het vet komt vanaf de veren van moedergans op het dons van de kuikens. Na enkele dagen begint de vetklier langzaam te werken. Indien de kuikens nat worden, wordt de vetklier extra gestimuleerd om te gaan werken. Kuikens kunnen zolang de vetklier nog niet werkt, makkelijk onderkoeld raken. Dat is de reden waarom vaak bewust geen zwemwater wordt aangeboden. De kuikens kunnen dan drinken uit een smal drinkbakje of uit een grote drinkbak waar een stuk gaas over is gespannen. Ook kan gekozen worden de kuikens zwemwater ter beschikking te stellen vanaf de vierde of vijfde levensdag. Zodra de jonge kuikens de gelegenheid krijgen om te zwemmen, dan is het makkelijk als continu vers water in het vijvertje stroomt. Zelfs een kleine doorstroming van het water, is al voldoende om het water een dag schoon te houden. Er kan ook voor gekozen worden vanaf de eerste dag zwemwater aan te bieden.