Roofvogels

Roofvogels zijn sterke, snelle vogels. Er zijn veel soorten roofvogels. Een aantal soorten van deze vogels gaan trekken wanneer er in hun omgeving niet genoeg voedsel te vinden is. Ze vertrekken dan naar een ander gebied en verblijven daar een tijdje.
Wat het meest opvalt aan roofvogels zijn de “wapens” waarmee ze een prooi vangen.
Roofvogels hebben een kromme, haakvormige snavel en poten met lange tenen en scherpe klauwen. Met de priemende ogen kunnen roofvogels erg goed zien. Een konijn op vijf kilometer afstand is zonder moeite te ontdekken.
Er zijn grote verschillen in grootte en breedte van de vleugels bij roofvogels. Vogels met grote, brede vleugels kunnen goed zweven. Zij hangen rustig een tijdje in de lucht totdat ze een prooi zien. Roofvogels met kleine vleugels maken veel onverwachte aanvallen. Zij bespieden een prooi en duiken er op af. Doordat ze korte en gespierde vleugels hebben sturen ze makkelijk om alle bomen heen.
De vleugels van roofvogels kunnen enorm groot zijn. Over het algemeen hebben de vleugels een grote tussen de 50 cm en de 1,5 m.

Wanneer een roofvogel uit zijn ei kruipt, ziet hij er heel anders uit dan de ouders. Hij heeft nog geen veren, maar een lichte kleur pluizig dons. Als de vogel groter wordt veranderd het dons in een mooi verenkleed. De witte dons hebben ze niet voor niets. Wanneer de jongen honger krijgen kijken ze omhoog of hun vader en moeder aankomen met iets lekkers. Hun zwarte ogen vallen dan goed op in het witte kopje. Hebben ze genoeg, dan draaien ze hun kopjes weg. Zo weten de ouders precies wanneer er eten op tafel moet komen.